De dubbele rol in de forensische psychologie – deel 2

Herken je de problematiek? Heb je zelf voorbeelden?

door VGCt
7 minuten leestijd

In deel 1 over dit onderwerp werd de spagaat van de forensisch therapeut beschreven: werken in justitieel verband (met zorg voor de veiligheid van de samenleving) en tevens geschoold zijn als werker in de gezondheidszorg (met zorg voor de behoeftes van cliënten). De cognitieve dissonantie die hierbij optreedt kan opgelost worden door een van beide kanten te kiezen. In justitieel verband dreigt daarmee de cliënt als hulpvrager te verdwijnen terwijl de gezondheidszorg het strafkader van de cliënt kan negeren.

Auteur: Bernard ten Hag

Is het ook jouw ervaring dat in het klinische werk in het forensisch veld de cliënt als hulpvrager dreigt te verdwijnen, terwijl in het veld van de gezondheidszorg het strafkader van de cliënt soms wordt genegeerd?

De positie van Ward is dat een hybride ethische code nodig is, waarin zowel de ethische- als GGZ-code opgenomen zijn. Daarbij geldt een moraal pluralisme (zie ook Groot, 2017) omdat een absolute code niet bestaat. De ene code kan niet primair boven de andere gesteld worden. Is dat ook jouw mening?

Hoe het probleem van een moraal pluralisme op te lossen?

Volgens Ward blijft alleen het gesprek over, waarbij basisuitgangspunten zijn:

  • In hoe we ons leven in willen richten zijn wij van elkaar afhankelijk en hebben we met elkaar rekening te houden
  • Iedereen heeft dezelfde morele status om zich uit te spreken over zaken die hen aangaan
  • Er zijn verschillende legitieme manieren om ons leven in te richten, waar verschillende normen aan ten grondslag liggen
  • Bij morele issues dienen we te zoeken naar gemeenschappelijke grond en oprecht te proberen overeenstemming te vinden

Gesprekspartners

Met inachtneming van deze uitgangspunten kan een gesprek plaatsvinden, waarbij Ward (2013) onderscheid maakt (opnieuw ontleend aan Engelhardt, zie deel 1) in drie morele posities die mensen innemen: (1) morele vrienden, (2) morele kennissen en (3) morele vreemden. Iemand kan een morele situatie anders beoordelen en zijn gedrag rechtvaardigen met een beroep op competitieve of alternatieve principes of theorieën (zoals religie, politieke theorie of ethische code). Dergelijke individuen zijn morele vreemden voor elkaar, omdat zij weinig kernovertuigingen met hun onderliggende principes delen. Daarentegen delen morele vrienden wel dezelfde ethische codes en kunnen daardoor hun problemen oplossen. Onenigheid tussen hen heeft eerder te maken met slordig redeneren of onhelderheid over wat het probleem is.

De derde positie is in het kader van de dubbele rol van belang. Morele kennissen hebben bepaalde overlappende morele overtuigingen. Daardoor kunnen zij met elkaar instemmen in wat ze doen, ook al hebben ze daarvoor verschillende redenen. Een forensisch werker kan een behandeling rechtvaardigen vanuit het oogpunt dat dit een goed effect op recidive heeft, waarbij het onderliggend principe de plicht tot bescherming van de samenleving is. Een andere forensisch werker daarentegen vindt dat een cliënt behandeld moet worden vanwege zijn psychologische behoeften, waarbij het onderliggend principe eerder ligt in mensenrechten dan in de bescherming van de samenleving. Hun gezamenlijke opvatting is dat een bepaalde vorm van handelen, die het menselijk leed kan verminderen (cliënt) zonder dat anderen schade lijden.

Bovenstaande gedachtegang klinkt bekend. Daarom zijn we benieuwd hoe jij aankijkt tegen de rol van het ‘Good lives model’ zoals hieronder beschreven?

De genoemde derde positie lijkt erg op datgene wat het Good Lives Model beoogt. Zoals de geïnteresseerde lezer weet is het Good Lives Model gepresenteerd als tegenhanger van het Risk-Need-Responsivitymodel. Ieder model heeft zijn aanhangers en er wordt een stevige discussie gevoerd. Het Good Lives Model kent twee kerndoelen: (1) het verminderen van risico door (2) het bevorderen van levensdoelen. Het doel van behandeling is een leven te leiden dat voor cliënt de moeite waard en bevredigend is zonder de ander te beschadigen. De gevoerde discussie laat zich voorspellen: aanhangers van het Risk-Need-Responsivity-model (RNR) vinden het Good Lives Model naïef, maar zij zelf lopen het gevaar dat het focus te sterk op verminderen van risico ligt. De aanhangers van het Good Lives Model kunnen de justitiële kant verwaarlozen en louter een ‘feel good’-therapie presenteren.

Is de dubbele rol het probleem?

In de praktijk is de dubbele rol goed te zien in gesprek met de reclassering als een behandeling onder voorwaarde plaatsvindt. En over het algemeen verloopt dat goed. Bij de therapeut zelf kan de dubbele rol te zien zijn in het bij de cliënt aandringen op het nemen van verantwoordelijkheid. Daar kan eerder een strafbehoefte bij de therapeut onderliggen dan het bevorderen van een gezond leven voor cliënt (zie de eerdere bijdrage ‘Straffen en/of behandelen? Drie theorieën over straf en hun invloed op behandeling’). Ook ondermijnen labelings-processen als het bepalen van risiconiveau en stoornis (denk aan pedofilie, dat volgens de DSM-5 een levenslange conditie is) de zelfeffectiviteit van de cliënt en daarmee ook van de therapeutische relatie.

Maar misschien is er ook iets anders aan de hand en komt het probleem van de dubbele rol terug in het feit dat de slinger van afstraffen naar rehabiliteren vandaag meer uitgeslagen is naar de strafkant. Vaak ook nog onder het mom van het RNR-model. Gannon & Ward (2014) waarschuwen daarom dat het RNR-model een tweesnijdend zwaard is: (1) het speelt een sleutelrol bij behandeling, en (2) een wijdverspreide implementatie door beleidmakers die druk op de therapeuten legt een simplistische interpretatie van het RNR-model toe te passen.

Herken je je in onderstaande beschouwing?

Bovenstaande maakt duidelijk dat het probleem van de dubbele rol in de eigen instelling prominent aanwezig is. Rehabilitatie in de vorm van therapie lijkt onder druk te staan.

Behandel je alleen op risico?
Ga je alleen uit van de criminogene needs en niet van de individuele needs?
Is de responsiviteit ingeperkt door geprotocolleerde werkboeken?

En bovenal:

Zou het kunnen zijn dat uit het oogpunt van bezuinigingen en controle op het behandelproces het RNR-model op onjuiste manier wordt aangegrepen om de therapie te verschralen? Juist bij die cliënten die vaak een traumatische achtergrond hebben en waarbij de therapeutische relatie de eerste ingang is om tot verandering te komen?

Referenties

Gannon, T.A. & Ward, T. (2014). Where has the psychology gone? A critical review of evidence-based practice in correctional settings. Aggression and Violent Behavior, 19, 435-446.

Groot, Ger (2017). De geest uit de fles. Hoe de moderne mens werd wie hij is. Rotterdam: Lemiscaat.

Ward, T. (2013). Addressing the dual relationship problem in forensic and correctional practice. Aggression and Violent Behavior, 18, 92-100.

Misschien ook interessant voor jou